Bondscoach José De Cauwer vanaf morgen aan de slag op het WK in Verona

,,Weet je dat de Belgische wielerbond per jaar meer dan een miljoen euro uitgeeft aan verplaatsingen alléén? In Nederland wordt daar tachtig procent van terugbetaald door het Olympisch Comité. Bij ons is het de BWB zélf die alles betaalt, met de hulp van haar sponsors. Ik bedoel maar dat de federatie lang geen spaarkas meer is, zoals haar dat vroeger werd verweten. Er wordt gewérkt. Hard en goed, zelfs héél goed!’’

Bondscoach José De Cauwer geniet in Rijsel van zijn Duvel, de beloning na een godganse dag regen proeven in de openingsrit van de Franco-Belge. Voor zijn beloftenselectie een laatste testbank vóór de trip naar Verona. Ondertussen kan de Waaslander, gisteren 55 geworden, ook een aantal profs hun WK-voorbereiding zien afwerken. Wie hem dezer dagen wil zien, moet trouwens hollen. De coach achterna. ,,Sedert eind juni was ik geen twee dagen echt thuis. De Tour, de Olympische Spelen. Drie weken Athene. Twee dagen later trok ik al met Kaisen en Cornu naar de Duo Normand om hen te laten proeven van het koppeltijdrijden. Die avond, alleen op mijn hotelkamertje, keek ik wel eens tegen die muren aan. Waar ben ik toch allemaal mee bezig!(lacht) Direct na het WK rij ik met Cornu naar de UCI-wielerbaan van Aigle, in Zwitserland, om hem te testen in de achtervolging. Mijn eigen ideetje. Zie je wat ik bedoel? Ik doe het me zélf allemaal aan. Gelukkig is mijn vrouw het niet anders gewend…’’ Wat heeft die bondscoach een leven, zeggen ze nochtans. Eén week per jaar werken. De week van het WK. (onverstoorbaar) ,,Dat hangt af van het sóórt coach. Een interim, die louter aangeworven wordt voor één opdracht, het begeleiden van profs op een wereldkampioenschap, heeft het op een paar weken wel gehad. Ik ben echter fulltime bezig met het sportieve beleid van a tot z. Baas? Ik schrik wat terug van het woord. Er zijn nog de andere coaches als Carlo Bomans, Michel Vaarten en Rudy De Bie en er wordt overlegd met de Sporttechnische Commissie. Maar als je wil… Tom Vandamme tekent de commerciële lijn, ik de sportieve. En nog eens: het loopt gesmeerd. Wat moét gebeuren, dat gebeurt.’’ Concreet? ,,Schat dat ik jaarlijks zo’n tachtig dagen koers zie. Plus veldrijden, mountainbike. Plus vergaderen, verkennen, organiseren van materiaal en personeel… Zelfs helpen bij het werven van sponsors. Waarom niet, als je een interessante persoon ontmoet op de koers? Reken maar dat ik minstens driehonderd dagen per jaar bezig ben voor de BWB. Goed voor een slordige zeventigduizend kilometer achter het stuur van de wagen. (protesteert) Wat zeggen ze, één weekje per jaar!’’ Je hebt de reputatie van een man die een ploeg kan kneden, van een gewiekst psycholoog. ,,De sfeer begint bij de selectie. Vraag me geen namen, maar het is al gebeurd dat ik iemand thuis liet omdat hij te moeilijk lag in de groep, ook al was hij daar in theorie perfect op zijn plaats. Wat telt tenslotte? Het rendement van de ploeg. Zet je daar iemand tussen die extra druk veroorzaakt, dan werkt dat contraproductief. Soms neem ik dan ook een renner mee die louter atletisch misschien een tikje minder is, maar dat ruimschoots compenseert met een meerwaarde die hij biedt in de aanloop. Zoals Wim Vansevenant in Athene. Hij was van goudwaarde door zijn manier van doen. Een woordje hier, een woordje daar… Relativeren, stress wegnemen maar ook niet té.’’ Nochtans is die man van goud er in Verona niét bij. ,,Omdat de omstandigheden anders liggen. Ik was in Madrid, waar volgend jaar gereden wordt voor de regenboogtruien. Nu al heb ik renners in het achterhoofd die er in Verona niet bij zijn maar in Madrid allicht wél. Een ploeg maken is een kwestie van details. Zaterdag (gisteren dus) vertrek ik met de tijdrijders naar Italië. Donderdagochtend vlieg ik snel terug naar Brussel om de profs op te halen. Zie je?’’ Alsof die mannen anders verloren zouden lopen… ,,Natúúrlijk zijn die het reizen gewend. Dààr echter begint het werk. Op de luchthaven al neem ik die jonge gasten onder de arm, laat ik zien dat ze er bij horen. (recht zijn rug) Ik ben de saus tussen de renners. Dat lukt niet op één minuut. Hop, we hebben een team! Nee, zoiets groeit bij iedere gezamenlijke maaltijd, bij iedere training, elke bespreking…’’ Het moet je worden aangegeven dat sedert jij het in Valkenburg ’98 overnam van Eddy Merckx er nooit incidenten waren binnen de ploeg. (nuchter) ,,We hebben één geluk: het WK komt rechtstreeks op TV. Er kan weinig mispeuterd worden of iedereen heeft het gezien. Wij kennen de koers, de renners kennen de koers, dus kan het nooit botsen. Het vergt soms enige creativiteit. Als Boogerd demarreert is het niet aan Wauters om te reageren als Gilbert óók in de buurt is. Maar er moet wél worden gereageerd. Stel dat Tom Boonen volgend jaar ronduit de beste spurter is van het peloton. Een enorme troef op het WK-parcours van Madrid. Allicht heeft hij er bij wijze van spreken vierentwintig Quick Step-maats rijden, verspreid over verschillende selecties. Zie je ons dan allemaal hopen dat die allemaal een klein foutje maken? Het omgekeerde geldt dan echter ook. Het komt er altijd op aan dat je achteraf kan zeggen: we zijn er goed uit gekomen.’’ Het eeuwige probleem met die landenploegen… ,,Je hebt de Belgische ploeg, de werkgever en de werkgever van volgend jaar. Over wat spreken we echter? In de finale blijven doorgaans een man of tien over die niks met mekaar te maken hebben. Herinner je je Hamiton nog? Ze keken in de laatste ronde allemaal rond, maar vonden niemand.’’ Hoe belangrijk is geld op een WK? ,,De avond voordien wordt daar doorgaans over gepraat. Een kwartiertje, langer niet. Wie heeft ambities en wat is het hem waard? De BWB legt 50.000 euro op tafel voor een wereldtitel. Wat geef je er bovenop? In geval van succes is het aan mij en een renner of twee om uit te maken wie zijn deel van de pot verdient.’’ In andere sporten bestaat zoiets niet. Daar is er de premie van het land en daarmee gedaan. ,,In het voetbal bijvoorbeeld heb je ook geen knechten. Die mentaliteit kennen ze niet. (schamper) Spijtig, ze zouden het anders een stuk verder brengen. Ik begrijp dat sommige mensen het raar vinden dat wielrenners mekaar betalen. Zij vergeten dan wel dat de wereldkampioen zich tegenwoordig een chieke villa kan laten zetten en binnen is voor de rest van zijn leven. De winnaar is god, de knecht die zijn nestel afdraaide houdt daar pakweg tienduizend euro aan over. Veel geld voor één dag, maar het verschil met de eerste blijft groot.’’ Valt het moeilijk om die knechten aan te duiden? ,,Bij de bespreking zijn er direct veel die zich schikken in een helpersrol, reken maar. Trouwens, de wielrennerij is een eerlijke sport. Wie een beetje verstandig is, kent zijn plaats. Gaat de gaskraan open, dan zijn er die tegen 60 per uur kunnen rijden, anderen tegen 58 of 56. Dat is vandaag zo, dat is morgen zo. De renners die ik selecteerde, kennen de onderlinge rangorde. Dat kan alleen een beetje verschuiven na de verkenning van het parcours.’’ Je hebt flink wat jonge kerels mee. Dié kennen hun grenzen toch nog niet? (geamuseerd) ,,Klopt. Zij zullen hun ding doen, gretig zijn. Wie zegt dat zij rapper zullen afhaken dan sommige ouderen? (geheimzinnig) Hun aanwezigheid maakt het WK ànders. Voor iedereen.’’ Hoe hoog liggen de ambities? ,,Wie uit gaat van realistische verwachtingen kan nooit ontgoocheld zijn. Dit is een keuze voor de toekomst. Het kàn niet mis gaan. Wanneer je me nu vraagt naar het mooiste moment van het seizoen, dan citeer ik de eerste ritoverwinning van Tom Boonen in de Tour. Niet omwille van de overwinning op zich. Ik zag er in de eerste plaats een bevestiging in. Ik ondervond voordien zo’n beetje een mentaliteit van: de Tour is niks voor ons. Twee maanden later was het van: we komen terug. Iedereen merkt plots de progressie. (vrolijk) Renners worden doorgaan twee jaar te laat bekend en blijven dat ook twee jaar te lang. Ze kunnen het al, maar de mensen weten het nog niet. Kunnen ze het niét meer, dan duurt het ook een poosje vooraleer de mensen het beseffen. Met hun loonzakje gaat dat navenant. Het komt er gewoon op aan om renners van die eerste categorie te pakken. Ze kunnen meer dan de meesten verwachten. Zo heb ik er een paar bij in Verona, ja.’’ Vallen er medailles te rapen? ,,Bij de junioren hebben we een paar kandidaten, maar het valt moeilijk in te schatten. En een deel van onze betere beloften rijdt al bij de profs. Van den Broeck, De Weert, Monfort, Gilbert, Van Hecke: ze zijn allemaal jonger dan 23. Ga je blind voor goud, dan verbied je ze om prof te worden. Met het risico hun carrière af te remmen. Zo’n Wouter Weylandt krijgt volgend jaar in Madrid een uitgelezen parcours voorgeschoteld. Straks wordt hij echter prof. Het is geen verwijt, absoluut niet. Al hadden sommigen toch beter gewacht. Jurgen Van den Broeck bijvoorbeeld. Maar daar tegenover staat Monfort, 21 pas maar wel een uitstekend programma gereden en al eindwinnaar van de Ronde van Luxemburg. Én verstandig genoeg om bij Landbouwkrediet te blijven.’’ Gaan we er dan op vooruit met onze jeugd? ,,Zonder twijfel. Hou je rekening met het aantal inwoners en met de groeiende mondialisering, dan bezetten we een groter deel van de koek dan een paar jaar geleden. Ik vind het bijvoorbeeld een fantastische vaststelling dat de junioren waarmee Carlo Bomans werkte ook de betere beloften blijken en het nadien ook doen bij de profs. De doorstroming klopt. Moest blijken dat telkens weer àndere namen opduiken, dan waren we slecht bezig. (triomfantelijk) Maar dat is dus niét zo. ’t Is Alleen jammer dat een aantal jeugdploegen verdwijnen, zoals die van Dirk De Wolf. Ik zeg dat de BWB goed bezig is, maar de basis blijven de clubs. En die krijgen het steeds moeilijker om mensen te vinden die zich willen of kunnen engageren. (spottend) Of mogen van hun vrouw. Het is een loutere vaststelling. Wie dit leest zou zich zélf maar eens moeten afvragen of híj zou willen of kunnen…’’

Aangeboden door onze partners

HOOFDPUNTEN

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer

Meest Gelezen