Portret van Gilles De Bilde

© © PDW

Ook het tweede seizoen bij Anderlecht begon goed. Tijdens de heenronde voetbalde ik op hoog niveau. Ik was populair bij trainer en supporters. In de fanshop was het shirt met mijn rugnummer het meest verkochte. Anderlecht stond bovenaan in het klassement, onder meer dankzij vele doelpunten van mij. Maar toen kwam de laatste wedstrijd van de heenronde. Zaterdag 21 december. Het was berekoud, we speelden tegen Aalst. We stonden 1-0 voor. Er werd een strafschop gefloten.

Pär Zetterberg zette de penalty om. Ik liep door om te volgen voor het geval dat hij zou missen, maar moest daarvoor voorbij verdediger Krist Porte, die voor me stond. Op het moment dat ik hem voorbij ging, gaf hij me een stomp met zijn elleboog in mijn gezicht en duwde me weg.

Wat ik toen deed, is niet goed te praten, maar moet gezien worden als een instinctieve reactie in de emotie van het moment. Zonder na te denken, zonder om te kijken ook, draaide ik me om en gaf Porte een vuistslag. Het was een impulsieve daad, ik had niet eens gemikt. Maar tot zijn (en mijn) pech kwam mijn vuist midden in zijn gezicht terecht.

Als iemand mij slaat, dan sla ik terug. Zonder nadenken. Het is fout, maar zo ben ik opgegroeid, zo werden alle conflicten beslecht in mijn jeugd. Het was nooit de bedoeling hem zo hard te treffen als ik deed. Als mijn vuist ergens anders was terechtgekomen, als ik hem tegen zijn slaap had geraakt of op zijn borst of op zijn kin, dan was er nooit zoveel heisa geweest om die slag.

Nu was de balans zeer zwaar: een gebroken oogkas, een gebroken neus, een gebroken kaak. Hij zeeg neer, bloedend als een rund. Op de foto's ziet het er afschuwelijk uit: zijn hele gezicht hing onder het bloed, het was alsof er iets in zijn gezicht ontploft was. Doordat ze zijn gezicht wasten met water, zag het er nog erger uit. Maar de scheidsrechter noch de lijnrechter hadden iets gezien, dus werd ik niet van het veld gestuurd. Ik kreeg niet eens een gele kaart. We wonnen de match met 3-0.

Na de match had niemand er enig benul van hoe groot de zaak zou worden. Pas 's avonds op het journaal werd alles duidelijk.

Nooit rood gekregen

De volgende dag was mijn huis omsingeld door journalisten, fotografen, cameraploegen en de satellietwagens van BRTN en VTM. Om de vijf minuten belde er iemand aan. Ik deed niet open. Ik zat binnen met Ils, en ik voelde me belabberd. Ik wist natuurlijk wel dat ik een enorme fout had gemaakt. Het liefst van al was ik onder de grond gekropen.

Ik heb bewust geen kranten gelezen. Ik hoorde van familie dat ik erin uitgemaakt werd voor het grootste crapuul dat ooit heeft bestaan. Ik was een straatvechtertje, een holbewoner, een wildeman. Amateurpsychologen die mij nooit gesproken hadden, mochten in de kranten komen vertellen wat er mentaal allemaal mis met me was.

Was dat dezelfde Gilles die ze twee jaar voordien zo ophemelden, het engeltje, de teddybeer? Ik had een fout gemaakt, dat geef ik toe. Maar de gretigheid waarmee sommige journalisten die fout uitgesmeerd hebben, doet me nu nog altijd walgen. Van alle journalisten die me al die jaren zo gefleemd hadden, deed er geen enkele de moeite om mijn misstap in perspectief te plaatsen.

Ik ben geen smerige speler. Ik heb nooit een rode kaart gekregen, ik maak slechts zelden een overtreding. Met uitzondering van die ene klap was ik na mijn jeugd nooit meer in een gevecht betrokken geweest - het telde allemaal niet. Eén ongelukkige vuistslag en ik was plots het grootste uitschot van België.

De politie arriveerde net voor de middag. Ils was net even buiten om boodschappen te doen. De agenten vertelden me dat Krist Porte een klacht had ingediend en dat ik mee moest naar het politiebureau om getuigenis af te leggen. 'In orde', zei ik, 'maar wacht even tot Ils terug is. Anders zal ze ongerust zijn.'

Ik legde Ils bij haar thuiskomst uit dat ik even weg zou zijn. Maar ik wist toen al dat ik die dag niet thuis zou slapen. Toen ik aankwam op het politiebureau van Wolvertem moest ik me uitkleden. Toen ik daar naakt stond, lieten ze me vooroverbuigen. Het waren twee jonge agentjes, die allicht buiten hun zinnen waren van vreugde dat de beroemde Gilles De Bilde bij hen in het kantoor stond. 'Hier sta je dan hé, meneer de superstar...', zeiden ze.

Ik liet me niet door hen opjutten, ik heb alleen gezegd dat ze van hun hele leven nooit zullen verdienen wat ik al bij elkaar had. Ik hoop voor hen dat ze nog altijd evenveel plezier hebben van dat ene moment van glorie dat hun carrière hen ooit geschonken heeft.

Nadat ik mijn verklaring had afgelegd, vroeg ik of ik naar huis mocht. Nee, zeiden ze, ik moest nog wachten op het antwoord van het parket. Toen wist ik voldoende. Ze zouden me niet laten gaan. Tien minuten later was het antwoord van het parket negatief: ik moest blijven. Omdat Wolvertem geen cel had, ben ik naar het bureau van Asse gevoerd. Daar heb ik de nacht in de cel doorgebracht. De hele nacht werd ik gewekt door agenten die het luikje van mijn celdeur open- en dichtdeden om hun collega's te tonen dat het wel degelijk Gilles De Bilde was die daar zat. Ik voelde me zoals in de dierentuin. Maar ik kan me goed afschermen.

Om zeven uur werd ik gewekt en kreeg ik ontbijt. Daarna werd ik naar de procureur gevoerd. Met handboeien aan. Ik heb haar opnieuw uitgelegd wat er gebeurd was. Zij was gelukkig menselijk. Ze besloot me in familiekring te laten bezinnen. Na Kerst en nieuwjaar zouden we elkaar terugzien. Thuis stond de telefoon de hele dag roodgloeiend. Toen hadden journalisten mijn nummer nog. De mailbox van mijn gsm zat vol. Ik heb mijn telefoon uitgetrokken en heb niemand teruggebeld.

Gehuild als een klein kind

Ik heb me toen, zoals ik altijd doe in crisissituaties, gewend tot de enige mensen die ik kon vertrouwen en die me niet veroordeelden om wat ik gedaan had: mijn familie en mijn oudste vrienden. Ik sprak met niemand anders.

Die kerstvakantie zijn we in België gebleven. Ik herinner me dat ik op het kerstfeest onder familie heb gehuild als een klein kind. Ik verstopte me thuis, of bij mijn grootouders, of bij Armand Van Capellen. Ik heb meer dan een maand niks gedaan. Ik had nergens zin in. Zeker niet in voetbal. Ik durfde me niet meer in de buurt van een stadion te vertonen. De hele tijd spookte die ene vraag door mijn hoofd: hoe is dit mij kunnen overkomen? Waarom heb ik die slag uitgedeeld? Het feit dat het een

black-out

was geweest, een instinctieve reactie, maakte me nog banger.

Ik ben Krist Porte gaan opzoeken bij hem thuis, ik heb hem getelefoneerd en ik heb hem een brief geschreven. Telkens om mijn excuses aan te bieden. Dat waren moeilijke gesprekken. Ik heb hem uitgelegd dat het niet mijn bedoeling was hem zo zwaar te raken. Ik verwachtte niet dat hij me zou vergeven, maar ik wilde wel dat hij wist dat ik enorm spijt had van wat ik gedaan had.

Weer bij de Rode Duivels

Nadat PSV kampioen was geworden, begon ook in België het tij te keren. Men begon me mijn misstap te vergeven. Of sommige mensen deden dat toch. De rehabilitatie was zelfs zo ver gevorderd dat ik opnieuw werd opgeroepen voor de nationale ploeg.

Georges Leekens was toen bondscoach. Hij contacteerde me thuis met de vraag of we eens konden praten. Ik had toen eigenlijk geen zin om voor de Rode Duivels te spelen. De Rode Duivels, dat betekende België, en België betekende dat heel het geval-Porte zou worden opgerakeld. Maar hij drong aan: we moesten dat achter ons kunnen laten, mensen in België beseften nu echt wel dat ik niet was zoals ik was afgeschilderd. Ik was een goeie voetballer en een jofele

tiep

en hij wilde me graag in zijn ploeg.

Ik sprak met Leekens af in een café in de Houba De Strooperlaan in Brussel, rechtover het bondsgebouw. Daar herhaalde hij dat we het verleden het verleden moesten laten. De ploeg had me nodig, een speler van mijn niveau vonden ze niet zo gauw.

Ik zei hem dat hij het geval-Porte misschien vergeten was, maar ik niet. Ik was op mijn gemak bij PSV. Ze schermden me goed af. Als ik naar de nationale ploeg terugkeerde, zou de heksenjacht van voren af aan beginnen. Nee, beloofde Leekens, dat zou niet gebeuren. Hij zou er persoonlijk voor zorgen dat ik niet werd lastiggevallen. 'Als je niet met de pers wil praten, dan zie ik erop toe dat dit niet hoeft. Precies zoals bij PSV', zei hij.

Uiteindelijk gaf ik mijn akkoord. Om de eer om voor België te kunnen spelen, om Rode Duivel te kunnen zijn, om aan het WK te kunnen deelnemen. Ik stelde de uitdrukkelijke voorwaarde dat ik niet met de pers hoefde te praten. Daar kon Leekens zich in vinden. 'Maar let op', zei hij. 'Je weet hoe ze je zullen behandelen als je niet met hen wil praten.'

Leekens is geen man van zijn woord. Zijn beloftes zijn waardeloos. Toen we op afzondering waren in de voorbereiding van de eerste oefenmatch, zei hij plots tegen mij: 'Gilles, we gaan een persconferentie organiseren.' 'Nee, Georges', zei ik. 'Je kent mijn voorwaarde. Je hebt het beloofd.'

'Kom kom, Gilles', lachte hij, en hij sloeg me hard op de schouder om te tonen hoe hartelijk en vaderlijk hij was. 'Iedereen gelijk voor de wet. De andere spelers praten ook met journalisten. Je weet hoe de pers is. Als je hen negeert, breken ze je af. En dat straalt af op de hele nationale ploeg.'

Toen heeft Georges Leekens me min of meer gedwongen om aan die persconferentie mee te doen, iets waar ik zwaar tegenop zag en wat me ook zuur opgebroken is. Want hoewel de journalisten enkel vragen zouden stellen over het voetbal, begonnen ze natuurlijk onmiddellijk over Porte. Daar werd ik razend van. Kunnen ze dan niet begrijpen dat een mens rust wil? Maandenlang heb ik met dat voorval geworsteld, ik ben België ontvlucht, ik heb geen enkele krant gelezen, geen enkel interview toegestaan, alleen maar om mijn leven weer op orde te krijgen, om weer de Gilles te worden die ik voordien was. Veel journalisten begrijpen dat niet.

Ik was woest op Leekens omdat hij me tot die persconferentie had gedwongen. Ik voelde me verraden. Hij wilde er alleen maar zelf beter van worden. Hij wilde zich profileren als de man die Gilles De Bilde weer met zijn land verzoend had. Ik heb hem in niet mis te verstane bewoordingen gezegd dat ik vanaf nu wist wat zijn belofte waard was en dat ik hem nooit meer kon vertrouwen, niet als trainer, en niet als mens.

Het was ook maar de vraag of Leekens er goed aan had gedaan mij weer bij de Rode Duivels te nemen. Dat heel België me mijn misstap had vergeven, bleek een zware overdrijving. Krist Porte kon toen nog altijd niet spelen en velen namen het me kwalijk dat ik alweer met de top meedraaide terwijl hij nog out was.

De eerste wedstrijd thuis, in het Koning Boudewijnstadion, braken er relletjes uit onder Belgische supporters. Fans van de nationale ploeg die het een schandaal vonden dat ik opgesteld werd, gingen op de vuist met mijn aanhangers. Toen ik opwarmde, jouwde de helft van het stadion me uit, de andere applaudisseerde. Het gaf me een vreemd, beklemd gevoel, het gevoel dat ik dit nooit had mogen doen.

Terwijl ik speelde, probeerde ik me af te sluiten van wat de eigen fans me toeriepen. Maar ik hoorde wel dat het beledigingen waren aan het adres van mij, mijn vader en mijn moeder. Toen ik een kans miste, juichte een deel van de Belgische fans. In plaats van hun spits aan te moedigen, wilden ze me beschadigen.

De volgende wedstrijd - we zouden tegen Ierland spelen - was er afgesproken dat ik samen met Luc Nilis in de spits zou lopen. Ik had de vorige wedstrijd zeer degelijk gespeeld. Ik was fit en ik had er zin in. Ik speelde bovendien al lang samen met Luc in de spits van PSV, we waren een goed op elkaar ingespeelde tandem. Plots kwam Leekens naar mij en zei: 'Ik ga Goossens laten spelen. Jij begint op de bank.' Meer uitleg kreeg ik niet.

Daar was ik zo door gekwetst dat ik me heb omgedraaid en ben weggelopen. Eerst deed hij al die moeite om me weer naar België te halen, hij liet me die vreselijke persconferentie doorstaan, enkel om me na één wedstrijd op de bank te zetten! Alles viel op zijn plaats. Leekens had me helemaal niet gevraagd voor mijn voetbaltalent, of om België weer te verzoenen met Gilles De Bilde. Hij had me gevraagd om zelf te scoren. Hij wilde bij de pers in een goed blaadje staan als de man die mij weer had doen praten met de media.

Gilles De Bilde signeert zijn boek op zaterdag 18 september van 14 tot 16 uur in Standaard Boekhandel , Huidevetterstraat 57/59 in Antwerpen . MORGEN: DE PERIODE MET HUGO BROOS

Aangeboden door onze partners

HOOFDPUNTEN

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer

Meest Gelezen