“Het is een andere aanpak dit jaar”, stelt Pogacar bij Eurosport. “Een beetje later dan anders, maar ook niet té laat? Het is toch al best druk geweest met voorbereidingen en verkenning, omdat ik aan twee grote rondes moet denken. Ik heb dus genoeg te doen (lacht). Normaal gezien vind ik het fijn om al wat wedstrijden te rijden, maar dat was dit seizoen niet het geval. Maar als je een bepaalde wedstrijd tijdens een training simuleert, kun je goed voorbereid aan de start verschijnen. Er zijn best veel renners voor wie de Strade de eerste wedstrijd van het jaar is.”

Na de Tour is ook nog de olympische wegrit in Parijs, op een parcours waar Pogacar wel uit de voeten zou moeten kunnen. “Ik ga de Tour niet opgeven daarvoor”, klinkt het. “Ik wil allereerst een sterke Giro rijden en ik moet in staat zijn om daarna ook de Tour op een hoog niveau te betwisten. De Spelen, dat is een wedstrijd van één dag. Daar ga ik mijn kalender niet voor omgooien. De doelen zijn dus Giro, Tour en het WK. De Vuelta? Daar denk ik nog niet aan.”

Van der Poel

Op dat WK, eind september in Zürich, gaat Pogacar titelverdediger Mathieu van der Poel tegenkomen. Een man met wie hij bijzonder goed overweg komt.

“We zijn inderdaad wel goeie vrienden. We kwamen elkaar onlangs enigszins toevallig tegen tijdens een trainingsrit in Spanje, waarna we een paar uur samen gereden hebben. Laten we zeggen dat het een goeie training was. Zonde dat Mathieu daarna een veldrit moest gaan rijden want dan hadden we nog wel vaker samen getraind, maar dat komt nog wel in de toekomst. Of ik ooit zelf ga crossen? Wie weet, maar dat is niks voor mij vrees ik. Ik zou waarschijnlijk gedubbeld worden door Van der Poel in de eerste ronde (lacht). Ik kan ook niet over die balkjes springen. Het zou echt geen zin hebben eigenlijk, ik zou echt kapot zijn.”